Vertaal
Naar andere talen: • agraviar > DEagraviar > ENagraviar > FR
Vertalingen agraviar ES>NL

I agraviar

werkw.
Uitspraak:  [aγɾaˈβjaɾ]

ofender el honor, insultar a una persona - kwetsen
Se sintió agraviado con esas preguntas y comentarios. - Hij voelde zich gekwetst met deze vragen en commentaar.


II agraviarse

werkw.
Uitspraak:  [aγɾaˈβjaɾse]

sentirse ofendido o insultado por un hecho que daña el propio honor - zich beledigd voelen
agraviarse por un comentario malintencionado - zich beledigd voelen door een kwaadwillig commentaar

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
agraviar (ww.) krenken (ww.) ; zwaarder maken (ww.) ; zeer doen (ww.) ; verzwaren (ww.) ; uitschelden (ww.) ; smaden (ww.) ; pijn doen (ww.) ; kwetsen (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; afgeven op (ww.) ; grieven (ww.) ; geweld gebruiken (ww.) ; forceren (ww.) ; dwingen (ww.) ; doordrijven (ww.) ; bespotten (ww.) ; beschimpen (ww.) ; belasteren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `agraviar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acometer
ES: afectar
ES: afrentar
ES: agravar
ES: arrebatar
ES: asaltar
ES: asediar
ES: atacar
ES: atracar
ES: avanzar