Vertaal
Naar andere talen: • atacar > DEatacar > ENatacar > FR
Vertalingen atacar ES>NL

I atacar

werkw.
Uitspraak:  [ataˈkaɾ]

1) tomar a alguien por sorpresa y lastimarlo - overvallen
Los jóvenes atacaron al anciano. - De jongeren overvielen de bejaarde.

2) actuar contra algo para destruirlo - bestrijden
Los antibióticos atacan la enfermedad. - De antibiotica bestrijden de ziekte.

3) criticar a alguien de manera destructiva - aanvallen
El político atacó a la prensa. - De politicus viel de pers aan.


II atacar

werkw.

1) resolver un problema y combatir su causa - tegengaan
medidas para atacar el desempleo - maatregelen om de werkloosheid tegen te gaan

2) empezar una tarea difícil - een begin maken met
atacar la organización de la casa - een begin maken met de organisatie van het huis

3) empezar a ejecutar una pieza musical muziek - inzetten
La orquesta atacaba una sinfonía cuando se cortó la luz. - Het orkest zette een symfonie in toen het licht uitviel.

4) empezar a comer una comida que se ha servido - storten op
Los invitados atacaron el pavo. - De genodigden stortten zich op de kalkoen.


III atacar

werkw.

1) afectar a alguien un estado físico o moral - overvallen
Me atacó el sueño y me fui a dormir. - Ik werd door slaap overvallen en ging naar bed.

2) en deporte, hacer un gran esfuerzo para ganar sport - spelen om te winnen
El atleta atacó en la última vuelta. - De atleet zette alles op alles in de laatste ronde.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
atacar (ww.) doordrijven (ww.) ; toeslaan (ww.) ; toemaken (ww.) ; toedoen (ww.) ; schofferen (ww.) ; overvallen (ww.) ; ontwijden (ww.) ; onteren (ww.) ; grijpen (ww.) ; geweld gebruiken (ww.) ; een uitval doen (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; betwisten (ww.) ; bestrijden (ww.) ; bestormen (ww.) ; belegeren (ww.) ; attaqueren (ww.) ; afsluiten (ww.) ; aanvechten (ww.) ; aanvallen (ww.) ; aantasten (ww.)
atacar aantasten
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `atacar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acometer
ES: agraviar
ES: agredir
ES: arrebatar
ES: arremeter
ES: asaltar
ES: asediar
ES: atracar
ES: avanzar
ES: celebrar