Vertalingen arrancar ES>NL
I arrancar
werkw.
1) sacar de raíz algo que está metido en un lugar o cosa -
losrukken Arrancaron todos los árboles de la finca. - Ze hebben alle bomen van het landgoed losgerukt. |
2) sacar, separar con fuerza algo que está sujeto a otra cosa -
(los)trekken Arrancó una página del libro. - Hij trok een pagina los uit het boek. |
3) quitar algo a alguien con violencia -
afpakken En la estación, le arrancaron el bolso. - Op het station hebben ze zijn tas afgepakt. |
4) obtener algo con mucho esfuerzo, dificultad o violencia -
ontlokken Después de horas de interrogarlo, lograron arrancarle la verdad. - Nadat ze hem urenlang hebben ondervraagd, slaagden ze erin om de waarheid boven water te krijgen. |
5) conseguir que una persona, contra su voluntad, deje algo -
afhelpen Su familia lo arrancó de la droga. - Zij familie heeft hem kunnen afhelpen van de drugs. |
6) iniciar el funcionamiento de una máquina o vehículo -
starten En invierno, es difícil arrancar el automóvil si la batería es vieja. - In de winter is het moeilijk om de auto te starten als de accu oud is. |
II arrancar
werkw.
1) tener algo su origen, inicio o causa en otra cosa -
afkomstig zijn Esta tradición arranca de épocas pasadas. - Deze traditie is afkomstig van verleden tijden. |
2) empezar a funcionar o moverse una máquina -
op gang komen La máquina arranca automáticamente. - De machine komt automatisch op gang. |
3) empezar a correr o moverse una persona -
starten El atleta arrancó en primer lugar. - De atleet startte als eerste. |
4) empezar a hacer algo inesperado, repentino -
(plotseling) beginnen Arrancó a llorar cuando le pedí que se marchara. - Hij barstte in huilen uit toen ik hem vroeg om weg te gaan. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
arrancar (ww.) | rooien (ww.) ; neerhalen (ww.) ; neersabelen (ww.) ; nijpen (ww.) ; ontrukken (ww.) ; onttrekken (ww.) ; ontworstelen (ww.) ; ontwringen (ww.) ; open krijgen (ww.) ; openkrijgen (ww.) ; opkrikken (ww.) ; opstarten (ww.) ; opwekken (ww.) ; prikkelen (ww.) ; lostrekken (ww.) ; starten (ww.) ; stimuleren (ww.) ; tornen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uitrukken (ww.) ; uitscheuren (ww.) ; uittrekken (ww.) ; van het lijf trekken (ww.) ; van start gaan (ww.) ; verdringen (ww.) ; wegrukken (ww.) ; zich door te worstelen bevrijden (ww.) ; lostornen (ww.) ; aandrijven (ww.) ; aanslingeren (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanvangen (ww.) ; aanzwengelen (ww.) ; afbedelen (ww.) ; afdwingen (ww.) ; afrukken (ww.) ; afscheuren (ww.) ; aftrekken (ww.) ; beginnen (ww.) ; ergens uitscheuren (ww.) ; gebrek hebben (ww.) ; iem. afdwingen (ww.) ; iemand van de plaats dringen (ww.) ; in werking stellen (ww.) ; inluiden (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; losmaken (ww.) ; losrukken (ww.) ; losscheuren (ww.) |
arrancar | aanspreken ; starten ; booten ; boot ; beginnen aan te spreken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `arrancar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: abatirES: abrirES: activarseES: acuciarES: afeitarES: alentarES: animarES: apartarES: apretar