Vertaal
Naar andere talen: • abatir > DEabatir > ENabatir > FR
Vertalingen abatir ES>NL

I abatir

werkw.
Uitspraak:  [aβaˈtiɾ]

1) destruir algo - verwoesten
abatir al enemigo - de vijand vernietigen

2) derribar algo - neerhalen
abatir muros - muren slopen

3) bajar el nivel de algo - verminderen
abatir la inflación - de inflatie verminderen

4) dejar sin ánimo - uitputten
abatir el espíritu - volledig ontmoedigen


II abatirse

werkw.
Uitspraak:  [aβaˈtiɾse]

1) descender repentinamente sobre algo o alguien - zich storten
abatirse sobre su presa - zich storten op de prooi

2) perder el ánimo - de moed verliezen
abatirse por su falta de recursos - de moed verliezen vanwege iemands gebrek aan middelen

3) caerse cierta cosa - instorten
El muro se abatió. - De muur stortte in.

4) recaer sobre alguien algo negativo - neerstrijken
La mala fortuna se abatió sobre nosotros. - Wij werden door het ongeluk overvallen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abatir (ww.) doodschieten (ww.) ; doodvonnis uitvoeren (ww.) ; executeren (ww.) ; naar beneden duwen (ww.) ; neerhalen (ww.) ; neersabelen (ww.) ; neerschieten (ww.) ; om het leven brengen (ww.) ; ombrengen (ww.) ; omlaagdrukken (ww.) ; omlaagduwen (ww.) ; overhoopschieten (ww.) ; vermoorden (ww.)
abatir afdrijven ; afvallen ; verlageren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `abatir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: arrancar
ES: arriar
ES: asesinar
ES: bajar en picado
ES: deprimir
ES: derribar
ES: desembarcar
ES: echar abajo
ES: ejecutar
ES: empujar hacia abajo