Vertalingen animar ES>NL
I animar
werkw.
1) alentar, dar fuerza, estimular a alguien para hacer algo -
aanmoedigen Mis amigos me animaron a hablar con ella. - Mijn vrienden moedigden mij aan om met haar te gaan praten. |
2) alegrar, divertir o poner contento a alguien -
opvrolijken Contamos chistes toda la tarde para animarlo. - We vertelden de hele middag grapjes om hem op te vrolijken. |
3) alegrar, dar dinamismo y diversión a un grupo -
opfleuren La música y los juegos animaron la fiesta. - De muziek en de spelletjes fleurden het feest op. |
4) dar vida, energía y espíritu al cuerpo -
bezielen Dios modeló a Adán y luego lo animó. - God vormde Adam en later heeft hij hem bezield. |
5) dar fuerza, energía o vivacidad a algo -
aanwakkeren animar el fuego - het vuur aanwakkeren |
6) estimular, impulsar, aumentar la actividad -
aanmoedigen animar la industria - de industrie aanmoedigen |
7) dar movimiento a dibujos o muñecos cinema -
animeren Animaron la película con alta tecnología. - Ze animeerden de film met behulp van hoogwaardige technologie. |
8) dar la impresión de movimiento -
leven geven La pintura de los ojos animan a la Mona Lisa. - Het schilderen van de ogen geeft leven aan Mona Lisa. |
II animarse
werkw.
1) tener valor y energía para hacer algo -
zich ertoe zetten Aunque era muy tímido se animó a hablar. - Ondanks dat hij heel verlegen was, zette hij zich ertoe om te praten. |
2) ponerse alegre, contento o dinámico -
in de stemming komen Salgamos a bailar para animarnos un poco. - Laten we gaan dansen om een beetje in de stemming te komen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
animar (znw.) | de prikkel (m) |
animar (ww.) | opkalefateren (ww.) ; opjutten (ww.) ; opknappen (ww.) ; opkrikken (ww.) ; oplappen (ww.) ; opleven (ww.) ; opmonteren (ww.) ; oppeppen (ww.) ; opruien (ww.) ; opvijzelen (ww.) ; opvrolijken (ww.) ; opwekken (ww.) ; opzetten (ww.) ; poken (ww.) ; porren (ww.) ; prikkelen (ww.) ; provoceren (ww.) ; reanimeren (ww.) ; stimuleren (ww.) ; toejuichen (ww.) ; toemoedigen (ww.) ; tot leven wekken (ww.) ; uitdagen (ww.) ; uitlokken (ww.) ; verkwikken (ww.) ; verlevendigen (ww.) ; vrolijker worden (ww.) ; bezielen (ww.) ; aandrijven (ww.) ; aanjagen (ww.) ; aanleiding geven tot (ww.) ; aanmoedigen (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aanvuren (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aanzetten tot (ww.) ; activeren (ww.) ; animeren (ww.) ; bemoedigen (ww.) ; aanblazen (ww.) ; blij maken (ww.) ; doen opvlammen (ww.) ; een inspirerende werking hebben (ww.) ; fleurig maken (ww.) ; iemand motiveren (ww.) ; iemand opstoken (ww.) ; inspireren (ww.) ; instigeren (ww.) ; motiveren (ww.) ; opbeuren (ww.) ; opfleuren (ww.) ; opfokken (ww.) ; ophitsen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `animar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: a instancias deES: acentuarES: aclamarES: activarES: afilarES: afrontarES: agobiarES: aguijonearES: alegrarES: alentar