Vertaal
Naar andere talen: • animar > DEanimar > ENanimar > FR
Vertalingen animar ES>NL

I animar

werkw.
Uitspraak:  [aniˈmaɾ]

1) alentar, dar fuerza, estimular a alguien para hacer algo - aanmoedigen
Mis amigos me animaron a hablar con ella. - Mijn vrienden moedigden mij aan om met haar te gaan praten.

2) alegrar, divertir o poner contento a alguien - opvrolijken
Contamos chistes toda la tarde para animarlo. - We vertelden de hele middag grapjes om hem op te vrolijken.

3) alegrar, dar dinamismo y diversión a un grupo - opfleuren
La música y los juegos animaron la fiesta. - De muziek en de spelletjes fleurden het feest op.

4) dar vida, energía y espíritu al cuerpo - bezielen
Dios modeló a Adán y luego lo animó. - God vormde Adam en later heeft hij hem bezield.

5) dar fuerza, energía o vivacidad a algo - aanwakkeren
animar el fuego - het vuur aanwakkeren

6) estimular, impulsar, aumentar la actividad - aanmoedigen
animar la industria - de industrie aanmoedigen

7) dar movimiento a dibujos o muñecos cinema - animeren
Animaron la película con alta tecnología. - Ze animeerden de film met behulp van hoogwaardige technologie.

8) dar la impresión de movimiento - leven geven
La pintura de los ojos animan a la Mona Lisa. - Het schilderen van de ogen geeft leven aan Mona Lisa.


II animarse

werkw.
Uitspraak:  [aniˈmaɾse]

1) tener valor y energía para hacer algo - zich ertoe zetten
Aunque era muy tímido se animó a hablar. - Ondanks dat hij heel verlegen was, zette hij zich ertoe om te praten.

2) ponerse alegre, contento o dinámico - in de stemming komen
Salgamos a bailar para animarnos un poco. - Laten we gaan dansen om een beetje in de stemming te komen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
animar (znw.)de prikkel (m)
animar (ww.) opkalefateren (ww.) ; opjutten (ww.) ; opknappen (ww.) ; opkrikken (ww.) ; oplappen (ww.) ; opleven (ww.) ; opmonteren (ww.) ; oppeppen (ww.) ; opruien (ww.) ; opvijzelen (ww.) ; opvrolijken (ww.) ; opwekken (ww.) ; opzetten (ww.) ; poken (ww.) ; porren (ww.) ; prikkelen (ww.) ; provoceren (ww.) ; reanimeren (ww.) ; stimuleren (ww.) ; toejuichen (ww.) ; toemoedigen (ww.) ; tot leven wekken (ww.) ; uitdagen (ww.) ; uitlokken (ww.) ; verkwikken (ww.) ; verlevendigen (ww.) ; vrolijker worden (ww.) ; bezielen (ww.) ; aandrijven (ww.) ; aanjagen (ww.) ; aanleiding geven tot (ww.) ; aanmoedigen (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aanvuren (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aanzetten tot (ww.) ; activeren (ww.) ; animeren (ww.) ; bemoedigen (ww.) ; aanblazen (ww.) ; blij maken (ww.) ; doen opvlammen (ww.) ; een inspirerende werking hebben (ww.) ; fleurig maken (ww.) ; iemand motiveren (ww.) ; iemand opstoken (ww.) ; inspireren (ww.) ; instigeren (ww.) ; motiveren (ww.) ; opbeuren (ww.) ; opfleuren (ww.) ; opfokken (ww.) ; ophitsen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `animar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: a instancias de
ES: acentuar
ES: aclamar
ES: activar
ES: afilar
ES: afrontar
ES: agobiar
ES: aguijonear
ES: alegrar
ES: alentar