Vertaal
Naar andere talen: • acuciar > DEacuciar > ENacuciar > FR
Vertalingen acuciar ES>NL
acuciar (ww.) aanblazen (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; gebrek hebben (ww.) ; nijpen (ww.) ; oppoken (ww.) ; opstoken (ww.) ; poken (ww.) ; stoken (ww.) ; vastknijpen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `acuciar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: amotinar
ES: apresurar
ES: apretar
ES: arrancar
ES: atizar
ES: avivar
ES: carecer de
ES: dar un pellizco
ES: echar en falta
ES: enredar