Vertaal
Naar andere talen: • vaciar > DEvaciar > ENvaciar > FR
Vertalingen vaciar ES>NL

I vaciar

werkw.
Uitspraak:  [ba'ɑujaɾ]

1) hacer que algo no contenga nada - leegmaken
Vació el tubo de pasta de dientes. - Hij maakte de tube tandpasta leeg.

2) verter el contenido de algo en otro lugar - leeggooien
Vació el bote de basura en una bolsa. - Hij gooide vuilnisbak in een zak leeg.

3) formar un hueco en un cuerpo sólido - uithollen
vaciar una calabaza para usar la cáscara - een pompoen uithollen om de schil te gebruiken

4) formar un objeto llenando un molde con una materia blanda - afgieten
Vació yeso en el molde de un torso humano. - Hij goot gips af in een vorm van een menselijk bovenlichaam.


II vaciar

werkw.

desembocar una corriente de agua en otra - uitmonden
El río vacía sus aguas en el mar. - De rivier mondt haar wateren uit in de zee.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vaciar (ww.) opdrinken (ww.) ; uitzuigen (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uitschenken (ww.) ; uitpersen (ww.) ; uitladen (ww.) ; uitknijpen (ww.) ; uitkloppen (ww.) ; uithollen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uitdrinken (ww.) ; uitdeuken (ww.) ; tornen (ww.) ; ruimen (ww.) ; plunderen (ww.) ; naar buiten halen (ww.) ; motiveren (ww.) ; lostornen (ww.) ; losmaken (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; loshalen (ww.) ; leegmaken (ww.) ; leeghalen (ww.) ; leegdrinken (ww.) ; ledigen (ww.) ; doen wegvloeien (ww.) ; afvoeren (ww.)
vaciar dumpen ; schoonmaken ; legen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; cibg.be


Voorbeeldzinnen met `vaciar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abandonar
ES: abrir
ES: acabar
ES: acentuar
ES: afilar
ES: aguijonear
ES: ahuecar
ES: alentar
ES: animar
ES: apartar