Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: weggooien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggegooid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik gooi weg
jij gooit weg
hij gooit weg
wij gooien weg
jullie gooien weg
zij gooien weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik weggooi
dat jij weggooit
dat hij weggooit
dat wij weggooien
dat jullie weggooien
dat zij weggooien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggegooid
jij hebt weggegooid
hij heeft weggegooid
wij hebben weggegooid
jullie hebben weggegooid
zij hebben weggegooid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gooide weg
jij gooide weg
hij gooide weg
wij gooiden weg
jullie gooiden weg
zij gooiden weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik weggooide
dat jij weggooide
dat hij weggooide
dat wij weggooiden
dat jullie weggooiden
dat zij weggooiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggegooid
jij had weggegooid
hij had weggegooid
wij hadden weggegooid
jullie hadden weggegooid
zij hadden weggegooid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal weggooien
jij zult weggooien
hij zal weggooien
wij zullen weggooien
jullie zullen weggooien
zij zullen weggooien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggegooid hebben
jij zult weggegooid hebben
hij zal weggegooid hebben
wij zullen weggegooid hebben
jullie zullen weggegooid hebben
zij zullen weggegooid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou weggooien
jij zou weggooien
hij zou weggooien
wij zouden weggooien
jullie zouden weggooien
zij zouden weggooien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggegooid hebben
jij zou weggegooid hebben
hij zou weggegooid hebben
wij zouden weggegooid hebben
jullie zouden weggegooid hebben
zij zouden weggegooid hebben

Gebiedende wijs
gooi weg

Aanvoegende wijs
weggooie

Voorbeelden

  1. Gooi weg, dat ding.
    Gotta throw this thing away..
  2. Raap op en gooi weg, soldaat!
    Pick it up and throw it, private!
  3. Gewoon weggooien.
    Just throw it away.
  4. Maar niet weggooien.
    But not throw them away.
  5. Opdrinken of weggooien.
    Down it or drain it.
  6. De vis weggooien?
    Throw the fish out?
  7. De insectenspray weggooien?
    Throw away the bug spray?
  8. jouw waardigheid weggooien?
    chip away at your dignity?
  9. Weggooien kost 100 dollar.
    They cost $ 100 to throw away.
  10. Zal ik' m weggooien?
    Shall I throw it away?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden