Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to harken
DE: harken
NL: harken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geharkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hark
jij harkt
hij harkt
wij harken
jullie harken
zij harken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geharkt
jij hebt geharkt
hij heeft geharkt
wij hebben geharkt
jullie hebben geharkt
zij hebben geharkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik harkte
jij harkte
hij harkte
wij harkten
jullie harkten
zij harkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geharkt
jij had geharkt
hij had geharkt
wij hadden geharkt
jullie hadden geharkt
zij hadden geharkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal harken
jij zult harken
hij zal harken
wij zullen harken
jullie zullen harken
zij zullen harken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geharkt hebben
jij zult geharkt hebben
hij zal geharkt hebben
wij zullen geharkt hebben
jullie zullen geharkt hebben
zij zullen geharkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou harken
jij zou harken
hij zou harken
wij zouden harken
jullie zouden harken
zij zouden harken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geharkt hebben
jij zou geharkt hebben
hij zou geharkt hebben
wij zouden geharkt hebben
jullie zouden geharkt hebben
zij zouden geharkt hebben

Gebiedende wijs
hark

Aanvoegende wijs
harke

Voorbeelden

  1. Hark, mijn lieveling.
    Hark, my sweetie pie.
  2. Een uitstekende hark.
    An excellent rake.
  3. Hark: Voor het harken, egaliseren en bewerken van de grond
    Rake: For raking, levelling and working the soil
  4. Hopelijk niet deze stijve hark.
    Hopefully not Rush Limbaugh over here.
  5. En stijf als' n hark.
    As stiff as a poker.
  6. Kun je geen hark gebruiken?
    You can 't use a rake?
  7. Liever dat dan een dansende hark.
    I 'd rather be a dork than a dancing dork.
  8. Geproduceerd en geregisseerd door Tsui Hark
    Produced and Directed by Tsui Hark
  9. Je hebt liever' n stijve hark...
    You 'd rather be in a loveless marriage...
  10. Ik moet haar een hark geven.
    I should get her a rake.


EN: to harken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
harkening

Present simple (ott)
I harken
you harken
he harkens
we harken
you harken
they harken

Present perfect (vtt)
I have harkened
you have harkened
he has harkened
we have harkened
you have harkened
they have harkened

Past Simple (ovt)
I harkened
you harkened
he harkened
we harkened
you harkened
they harkened

Past perfect (vvt)
I had harkened
you had harkened
he had harkened
we had harkened
you had harkened
they had harkened

Present future (ottt)
I will harken
you will harken
he will harken
we will harken
you will harken
they will harken

Present future perfect (vttt)
I will have harkened
you will have harkened
he will have harkened
we will have harkened
you will have harkened
they will have harkened

Past future (ovtt)
I would harken
you would harken
he would harken
we would harken
you would harken
they would harken

Past future perfect (vvtt)
I would have harkened
you would have harkened
he would have harkened
we would have harkened
you would have harkened
they would have harkened


Voorbeelden

  1. Rosen, what about Harken?
    Rosen, hoe zit het met Harken?
  2. You think Harken did this?
    Denk je dat Harken het heeft gedaan?
  3. Let 's go find Harken.
    Ga vondst Harken.
  4. Harken the prayers of our Holy Fathers,
    Herken de gebeden van onze Heilige Vaders,
  5. But you need to harken, my friend.
    Maar je moet luisteren, mijn vriend.
  6. But I didn 't know it was Harken.
    Ik wist niet dat' t Harken was.
  7. I repeat, I know how Harken 's thoughts run.
    Ik herhaal, ik weet hoe Harken denkt.
  8. I believe you, but I know how Harken 's thoughts run.
    Ik geloof je. Maar ik weet hoe Harken denkt.
  9. Harken wants to replace me because I 've missed the pandiri!
    Harken wil me vervangen doordat ik de zalmen heb gemist!
  10. Should I just tell them the only reason I know about Harken is
    Moet ik gewoon zeggen dat ik van Harken weet omdat...


DE: harken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
geharkt
harkend

Indikativ Präsens
ich harke
du harkst
er harkt
wir harken
ihr harkt
sie; Sie harken

Indikativ Perfekt
ich habe geharkt
du hast geharkt
er hat geharkt
wir haben geharkt
ihr habt geharkt
sie; Sie haben geharkt

Indikativ Präteritum
ich harkte
du harktest
er harkte
wir harkten
ihr harktet
sie; Sie harkten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte geharkt
du hattest geharkt
er hatte geharkt
wir hatten geharkt
ihr hattet geharkt
sie; Sie hatten geharkt

Indikativ Futur I
ich werde harken
du wirst harken
er wird harken
wir werden harken
ihr werdet harken
sie; Sie werden harken

Indikativ Futur II
ich werde geharkt haben
du wirst geharkt haben
er wird geharkt haben
wir werden geharkt haben
ihr werdet geharkt haben
sie; Sie werden geharkt haben

Konjunktiv I Präsens
ich harke
du harkest
er harke
wir harken
ihr harket
sie; Sie harken

Konjunktiv I Perfekt
ich habe geharkt
du habest geharkt
er habe geharkt
wir haben geharkt
ihr habet geharkt
sie; Sie haben geharkt

Konjunktiv II Präsens
ich harkte
du harktest
er harkte
wir harkten
ihr harktet
sie; Sie harkten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte geharkt
du hättest geharkt
er hätte geharkt
wir hätten geharkt
ihr hättet geharkt
sie; Sie hätten geharkt

Konjunktiv II Futur I
ich würde harken
du würdest harken
er würde harken
wir würden harken
ihr würdet harken
sie; Sie würden harken

Konjunktiv II Futur II
ich würde geharkt haben
du würdest geharkt haben
er würde geharkt haben
wir würden geharkt haben
ihr würdet geharkt haben
sie; Sie würden geharkt haben

der Imperativ
du harke


Voorbeelden

  1. Du hast was mit Hark.
    Je gaat uit met Hark.
  2. Hark und ich treffen uns öfter.
    Hark en ik gaan al een tijdje uit.
  3. Ich rief Hark an, aber er ging nicht ran.
    Ik heb Hark gebeld, maar die neemt niet op.
  4. Das Harken strengt an.
    Ze groeien aan de bomen.
  5. Harken im Jahre 1994.
    We gaan terug naar 1994.
  6. Mit dem Harken der Einfahrt?
    Samen de oprit geharkt?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden