NL: beheren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
beheerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik beheer jij beheert hij beheert wij beheren jullie beheren zij beheren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb beheerd jij hebt beheerd hij heeft beheerd wij hebben beheerd jullie hebben beheerd zij hebben beheerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik beheerde jij beheerde hij beheerde wij beheerden jullie beheerden zij beheerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had beheerd jij had beheerd hij had beheerd wij hadden beheerd jullie hadden beheerd zij hadden beheerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal beheren jij zult beheren hij zal beheren wij zullen beheren jullie zullen beheren zij zullen beheren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal beheerd hebben jij zult beheerd hebben hij zal beheerd hebben wij zullen beheerd hebben jullie zullen beheerd hebben zij zullen beheerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou beheren jij zou beheren hij zou beheren wij zouden beheren jullie zouden beheren zij zouden beheren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou beheerd hebben jij zou beheerd hebben hij zou beheerd hebben wij zouden beheerd hebben jullie zouden beheerd hebben zij zouden beheerd hebben
|
Gebiedende wijs |
beheer
|
Aanvoegende wijs |
behere |