NL: beeldhouwen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebeeldhouwd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik beeldhouw jij beeldhouwt hij beeldhouwt wij beeldhouwen jullie beeldhouwen zij beeldhouwen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebeeldhouwd jij hebt gebeeldhouwd hij heeft gebeeldhouwd wij hebben gebeeldhouwd jullie hebben gebeeldhouwd zij hebben gebeeldhouwd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik beeldhouwde jij beeldhouwde hij beeldhouwde wij beeldhouwden jullie beeldhouwden zij beeldhouwden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebeeldhouwd jij had gebeeldhouwd hij had gebeeldhouwd wij hadden gebeeldhouwd jullie hadden gebeeldhouwd zij hadden gebeeldhouwd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal beeldhouwen jij zult beeldhouwen hij zal beeldhouwen wij zullen beeldhouwen jullie zullen beeldhouwen zij zullen beeldhouwen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebeeldhouwd hebben jij zult gebeeldhouwd hebben hij zal gebeeldhouwd hebben wij zullen gebeeldhouwd hebben jullie zullen gebeeldhouwd hebben zij zullen gebeeldhouwd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou beeldhouwen jij zou beeldhouwen hij zou beeldhouwen wij zouden beeldhouwen jullie zouden beeldhouwen zij zouden beeldhouwen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebeeldhouwd hebben jij zou gebeeldhouwd hebben hij zou gebeeldhouwd hebben wij zouden gebeeldhouwd hebben jullie zouden gebeeldhouwd hebben zij zouden gebeeldhouwd hebben
|
Gebiedende wijs |
beeldhouw
|
Aanvoegende wijs |
beeldhouwe |