Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afstuderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgestudeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik studeer af
jij studeert af
hij studeert af
wij studeren af
jullie studeren af
zij studeren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afstudeer
dat jij afstudeert
dat hij afstudeert
dat wij afstuderen
dat jullie afstuderen
dat zij afstuderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgestudeerd
jij hebt afgestudeerd
hij heeft afgestudeerd
wij hebben afgestudeerd
jullie hebben afgestudeerd
zij hebben afgestudeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik studeerde af
jij studeerde af
hij studeerde af
wij studeerden af
jullie studeerden af
zij studeerden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afstudeerde
dat jij afstudeerde
dat hij afstudeerde
dat wij afstudeerden
dat jullie afstudeerden
dat zij afstudeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgestudeerd
jij had afgestudeerd
hij had afgestudeerd
wij hadden afgestudeerd
jullie hadden afgestudeerd
zij hadden afgestudeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afstuderen
jij zult afstuderen
hij zal afstuderen
wij zullen afstuderen
jullie zullen afstuderen
zij zullen afstuderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgestudeerd hebben
jij zult afgestudeerd hebben
hij zal afgestudeerd hebben
wij zullen afgestudeerd hebben
jullie zullen afgestudeerd hebben
zij zullen afgestudeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afstuderen
jij zou afstuderen
hij zou afstuderen
wij zouden afstuderen
jullie zouden afstuderen
zij zouden afstuderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgestudeerd hebben
jij zou afgestudeerd hebben
hij zou afgestudeerd hebben
wij zouden afgestudeerd hebben
jullie zouden afgestudeerd hebben
zij zouden afgestudeerd hebben

Gebiedende wijs
studeer af

Aanvoegende wijs
afstudere

Voorbeelden

  1. Ik studeer af over drie maanden, dus die kans is wel verkeken, denkt u niet?
    I 'm graduating in three months, So i-i think that ship has kind of sailed, don 't you?
  2. Ik zal afstuderen.
    I 'll make graduation.
  3. Ze gaat afstuderen.
    She 's gonna graduate.
  4. Mijn idiote afstuderen.
    My idiotic graduation.
  5. Afgezien van afstuderen.
    Apart from graduate.
  6. Je zult afstuderen.
    You 're going to graduate.
  7. Gelukkig afstuderen, cupcake.
    Happy graduation, cupcake.
  8. Vier mijn afstuderen.
    Celebrating my graduation.
  9. Ik moet nog afstuderen.
    I 've got my degree to get.
  10. afstuderen aan de TUD
    graduate from TU Delft

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden