Vertalingen pikken NL>DE
pikken
werkw.
| Uitspraak: | [ˈpɪkə(n)] |
| Verbuigingen: | pikte (verl.tijd ) heeft gepikt (volt.deelw.) |
1) stelen -
stibitzen , klauen | een tientje pikken uit je moeders portemonnee - einen Zehner aus Mutters Portemonnaie |
2) (van een vogel) met de snavel pakken -
picken | naar een worm pikken - nach einem Wurm picken |
3) accepteren terwijl er reden is om je te verzetten -
gefallen lassen | We pikken het niet langer! - Das lasse ich mir nicht länger gefallen! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| pikken (ww.) | hinterziehen (ww.) ; wegschnappen (ww.) ; wegnehmen (ww.) ; wegkappern (ww.) ; unterschlagen (ww.) ; sich aneignen (ww.) ; krallen (ww.) ; klemmen (ww.) ; klauen (ww.) ; grapschen (ww.) ; einstecken (ww.) |
| pikken (werkw.) | picken ; nehmen ; klauen ; entnehmen ; dulden |
| pikken | picken ; stehlen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `pikken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanzienNL: accepterenNL: achterhoudenNL: achteroverdrukkenNL: afnemenNL: afpakkenNL: aftroggelenNL: benemenNL: bietsenNL: doorstaan