Vertalingen Auftragen DE>NL
auftragen (ww.) | grootspreken (ww.) ; voorzetten (ww.) ; voorschrijven (ww.) ; voorschotelen (ww.) ; verteren (ww.) ; verslijten (ww.) ; verordenen (ww.) ; snoeven (ww.) ; slijten (ww.) ; opsnijden (ww.) ; opscheppen (ww.) ; oplopen (ww.) ; opdragen (ww.) ; opdoen (ww.) ; opdissen (ww.) ; onverlangd krijgen (ww.) ; gelasten (ww.) ; gebieden (ww.) ; dicteren (ww.) ; decreteren (ww.) ; commanderen (ww.) ; bevelen (ww.) ; belasten (ww.) ; bedienen (ww.) ; afdragen (ww.) ; aan tafel bedienen (ww.) |
das Auftragen | het serveren ; het opdienen |
auftragen | aanbrengen ; uitstrijken ; strijken ; opbrengen |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Auftragen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abnutzenDE: abtragenDE: anbringenDE: angebenDE: anlegenDE: anordnenDE: anrichtenDE: aufbrauchenDE: aufgebenDE: aufschlagenUitdrukkingen en gezegdes
DE: stark
auftragen
NL: overdrijven