Vertalingen angeben DE>NL
I angeben
werkw.
1) nennen -
vermelden War in dem Brief auch eine Telefonnummer angegeben? - Stond er in de brief ook een telefoonnummer vermeldt? Der Zeuge gab an, sie am Tatort gesehen zu haben. - De getuige beweert haar op de plaats van het delict te hebben gezien. |
2) bestimmen -
maat aangeven 3) anzeigen -
hoogte, situatie etc. aangeven Das Thermometer gibt die Temperatur in Grad Celsius an. - De thermometer geeft de temperatuur in graden celcius weer. Der Ort ist auf der Karte gar nicht angegeben. - Die plaats staat helemaal niet op de kaart. |
4) übertrieben stolz über etw. sprechen, um bewundert zu werden -
opscheppen Gib nicht so an! - Schep niet zo op! mit seinem Geld angeben - met zijn geld opscheppen |
5) den Ball ins Spiel bringen sport -
de bal in het spel brengen Wer gibt an? - Wie begint er? |
IIa der Angeber
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈangeːbɐ] |
Verbuigingen: | Angebers , Angeber |
IIb die Angeberin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈangeːbərɪn] |
Verbuigingen: | Angeberin , Angeberinnen |
deel van de uitdrukking: verrader, verraadster , opschepper, opschepster © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
angeben (ww.) | declareren (ww.) ; verraden (ww.) ; verlinken (ww.) ; verklikken (ww.) ; verklappen (ww.) ; snoeven (ww.) ; opsnijden (ww.) ; opscheppen (ww.) ; grootspreken (ww.) ; brallen (ww.) ; aangeven (ww.) |
das Angeben | het overbrengen ; het klikken ; het beweren ; het aanbrengen |
angeben | opgeven ; vermelden |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `angeben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: andeutenDE: anmeldenDE: anzeigenDE: aufgebenDE: aufschlagenDE: aufschneidenDE: auftragenDE: ausposaunenDE: austragenDE: bedienen