Vertalingen abnutzen DE>NL
abnutzen (ww.) | afdragen (ww.) ; verteren (ww.) ; wegslijten (ww.) |
das Abnutzen | het afslijten ; het slijten ; het verslijten |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `abnutzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abtragenDE: aufbrauchenDE: auftragenDE: sich MindernDE: verschleißen