Vertaal
Naar andere talen: • anlegen > ENanlegen > ESanlegen > FR
Vertalingen anlegen DE>NL
anlegen (ww.) op de grond komen (ww.) ; afmeren (ww.) ; bevestigen (ww.) ; debarkeren (ww.) ; installeren (ww.) ; investeren (ww.) ; landen (ww.) ; meren (ww.) ; monteren en aansluiten (ww.) ; neerkomen (ww.) ; ontschepen (ww.) ; aanmeren (ww.) ; plaatsen (ww.) ; terechtkomen (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastleggen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastmeren (ww.) ; vastzetten (ww.) ; verbinden (ww.) ; verzekeren (ww.) ; aanbrengen (ww.) ; aan wal gaan (ww.) ; aan land gaan (ww.) ; aan een touw vastleggen (ww.)
anlegen (ww) beleggen (ww)
das Anlegenhet aandoen ; het aankleden ; het aanleggen ; het aantrekken ; het kleden
Anlegen aanleggen ; toevoeren ; opstelling ; meren ; langzijde komen ; langszijde komen ; koppeling ; investeren ; inleggen ; het aanleggen ; gekoppeld worden
Bronnen: interglot; www.onlinebeleggen.nl/; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `anlegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: an Land gehen
DE: anbinden
DE: anbringen
DE: anketten
DE: ankleiden
DE: anschlagen
DE: anziehen
DE: auftragen
DE: Bau
DE: bauen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Hand anlegen NL: aanpakken (bij 't werk)
DE: Holz anlegen NL: hout op het vuur leggen
DE: die Ohren anlegen NL: de oren plat leggen
DE: eine Leiter anlegen NL: een ladder zetten (tegen)
DE: es darauf anlegen NL: het eropaan leggen
DE: es auf einen anlegen NL: het op iemand gemunt hebben
DE: sich mit einem anlegen NL: met iemand ruzie krijgen