doorgaan

werkw.

Uitspraak:	[ˈdorxan]
Verbuigingen:	ging door (verl.tijd ) is doorgegaan (volt.deelw.)

1) verder gaan - durchfahren , durchgehen , weitergehen , weiterfahren

Deze trein gaat door naar Amsterdam. - Dieser Zug fährt durch bis Amsterdam.

2) blijven doen - fortfahren , weitermachen , weiter...

doorgaan met spelen - weiterspielen

3) toch gebeuren, ook al was dat onzeker - doch stattfinden

Doordat de regen ophield kon de wedstrijd toch doorgaan. - Da der Regen aufhörte, konnte der Wettkampf doch noch stattfinden.

© K Dictionaries Ltd.

doorgaan (ww.)	anhalten (ww.) ; weitermachen (ww.) ; weitergehen (ww.) ; verfolgen (ww.) ; kontinuieren (ww.) ; fortsetzen (ww.) ; fortgehen (ww.) ; fortfahren (ww.) ; fortdauern (ww.) ; ausharren (ww.) ; andauern (ww.)
doorgaan (werkw.)	weitermachen
doorgaan	begeben ; weiterhin ; weiter ; schlieren ; schleppen ; klappen ; durchgehen

Bronnen: interglot; Trueterm; Wiktionary; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanhouden
NL: afleggen
NL: aflopen
NL: blijven
NL: continueren
NL: doorzetten
NL: omkomen
NL: overdrijven
NL: overgaan
NL: passeren

NL: voor een genie doorgaan DE: für eine Genie gelten
NL: doorgaan met lezen DE: weiterlesen
NL: met zijn verhaal doorgaan DE: mit seiner Erzählung fortfahren
NL: (het voorstel) ging erdoor DE: ging durch
NL: (de zweer) gaat door DE: geht auf, bricht auf
NL: (het salaris) gaat door DE: geht fort
NL: het plan gaat niet door DE: man gibt den Plan auf