Vertalingen passeren NL>DE
passeren
werkw.
Uitspraak: | [pɑˈserə(n)] |
Verbuigingen: | passeerde (verl.tijd ) heeft gepasseerd (volt.deelw.) |
voorbij gaan -
passieren , vorbeigehen , vorbeifahren Het is zo'n smal weggetje dat twee auto's elkaar niet kunnen passeren. - Es ist so eine schmale Straße, dass zwei Autos einander nicht passieren können. |
je gepasseerd voelen (=je gekwetst voelen omdat je niet mocht meedoen) - sich übergangen fühlen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
passeren (ww.) | geschehen (ww.) ; passieren (ww.) ; sich ereignen (ww.) ; vorbeifahren (ww.) ; vorübergehen (ww.) ; überholen (ww.) |
passeren (werkw.) | passieren |
passeren | Blauen ; durchlaufen ; Glänzen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `passeren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bekrachtigenNL: doorbrengenNL: doorgaanNL: gaan doorNL: gebeurenNL: inhalenNL: negerenNL: ontafschuivenNL: overslaanNL: plaats hebbenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (op een reis vele grenzen, steden) gepasseerd zijn
DE: passiert habenNL: (de optocht zal) ons huis
passeren
DE: an unserm Hause vorbeikommenNL: (iemand)
passeren
DE: (bijv. bij benoeming) übergehenNL: (de tijd)
passeren
DE: zubringenNL: de zestig gepasseerd zijn
DE: über 60 Jahre alt seinNL: (iets niet zonder meer) kunnen laten
passeren
DE: hingehen lassen könnenNL: een akte
passeren
DE: eine Urkunde aufnehmenNL: het dividend
passeren
DE: keine Dividende ausschütten