Vertaal
Naar andere talen: • presidir > DEpresidir > ENpresidir > FR
Vertalingen presidir ES>NL

presidir

werkw.
Uitspraak:  [pɾesi'ðiɾ]

1) dirigir las tareas de un gobierno, reunión o empresa - voorzitten
presidir una asamblea - een vergadering voorzitten

2) ocupar un lugar destacado una cosa - leiden
La envidia preside su vida. - Zijn leven wordt geleid door afgunst.

3) predominar sobre lo demás - overheersen
En todos sus actos presidía la caridad. - In al zijn handelingen overheersten de liefdadigheid.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
presidir (ww.) aanvoeren (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; commanderen (ww.) ; leiden (ww.) ; leidinggeven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `presidir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: administrar
ES: conducir
ES: decretar
ES: dirigir
ES: encabezar
ES: encaminar
ES: gobernar
ES: guiar
ES: influir
ES: llevar