Vertaal
Naar andere talen: • conducir > DEconducir > ENconducir > FR
Vertalingen conducir ES>NL

I conducir

werkw.
Uitspraak:  [kondu'ɑuiɾ]

1) llevar alguna cosa de un lugar a otro - begeleiden
Condujeron a los reos al penal. - Ze hebben de veroordeelden naar de strafgevangenis begeleid.

2) guiar un vehículo - besturen
Conduzco un camión. - Ik bestuur een vrachtwagen.

3) administrar una empresa o una actuación - leiden
Conducen un proyecto arquitectónico. - Ze leiden een architectonisch project.


II conducirse

werkw.
Uitspraak:  [kondu'ɑuiɾse]

comportarse de una manera determinada - zich gedragen
Se conduce con irregularidad. - Hij gedraagt zich onfatsoenlijk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
conducir (ww.) leiden (ww.) ; zenden (ww.) ; voeren (ww.) ; vervoeren (ww.) ; transporteren (ww.) ; sturen (ww.) ; samendrijven (ww.) ; rijden (ww.) ; mennen (ww.) ; meevoeren (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; karren (ww.) ; een paard mennen (ww.) ; drijven (ww.) ; commanderen (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; begeleiden (ww.) ; autorijden (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; aan het stuur zitten (ww.)
conducir leiden ; sturen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `conducir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: accionar
ES: administrar
ES: arrojar
ES: barrer
ES: decretar
ES: dirigir
ES: echar
ES: encabezar
ES: encaminar
ES: encarrilar