Vertaal
Naar andere talen: • guiar > DEguiar > ENguiar > FR
Vertalingen guiar ES>NL

I guiar

werkw.
Uitspraak:  ['gjaɾ]

1) ir delante de alguien para mostrarle el camino - gidsen
La persona que nos guiaba conocía muy bien el camino. - De persoon die ons gidste, kende de weg heel goed.

2) orientar a alguien mediante enseñanzas o consejos - leiden
La misión del sacerdote es guiar a su pueblo. - De missie van de priester is om zijn gemeente te leiden.

3) dirigir el crecimiento de las plantas por medio de guías landbouw - geleiden
Hay que guiar los brotes de la vid atándolos al parral. - De scheuten van de wijnstok moeten worden geleid door ze aan de wingerd vast te binden.


II guiarse

werkw.
Uitspraak:  ['gjaɾse]

1) dejarse uno llevar o dirigir por otra persona o cosa - afgaan
Uno no debe guiarse por las apariencias. - Men moet niet afgaan op de schijn.

2) orientarse una persona en el camino que ha de tomar - zich oriënteren
Los navegantes antiguos se guiaban por las estrellas. - De vroegere zeevaarders oriënteerden zich aan de hand van de sterren.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
guiar (ww.) aanvoeren (ww.) ; begeleiden (ww.) ; besturen (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; commanderen (ww.) ; drijven (ww.) ; een paard mennen (ww.) ; erdoor loodsen (ww.) ; leiden (ww.) ; leiding geven (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; managen (ww.) ; mennen (ww.) ; rondleiden (ww.) ; voorzitten (ww.)
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen


Voorbeeldzinnen met `guiar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aconsejar
ES: adiestrar
ES: administrar
ES: advertir
ES: asesorar
ES: conducir
ES: decretar
ES: demostrar
ES: dirigir
ES: dirigirse