Vertalingen guiar ES>NL
I guiar
werkw.
1) ir delante de alguien para mostrarle el camino -
gidsen La persona que nos guiaba conocía muy bien el camino. - De persoon die ons gidste, kende de weg heel goed. |
2) orientar a alguien mediante enseñanzas o consejos -
leiden La misión del sacerdote es guiar a su pueblo. - De missie van de priester is om zijn gemeente te leiden. |
3) dirigir el crecimiento de las plantas por medio de guías landbouw -
geleiden Hay que guiar los brotes de la vid atándolos al parral. - De scheuten van de wijnstok moeten worden geleid door ze aan de wingerd vast te binden. |
II guiarse
werkw.
1) dejarse uno llevar o dirigir por otra persona o cosa -
afgaan Uno no debe guiarse por las apariencias. - Men moet niet afgaan op de schijn. |
2) orientarse una persona en el camino que ha de tomar -
zich oriënteren Los navegantes antiguos se guiaban por las estrellas. - De vroegere zeevaarders oriënteerden zich aan de hand van de sterren. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
guiar (ww.) | aanvoeren (ww.) ; begeleiden (ww.) ; besturen (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; commanderen (ww.) ; drijven (ww.) ; een paard mennen (ww.) ; erdoor loodsen (ww.) ; leiden (ww.) ; leiding geven (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; managen (ww.) ; mennen (ww.) ; rondleiden (ww.) ; voorzitten (ww.) |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen
Voorbeeldzinnen met `guiar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aconsejarES: adiestrarES: administrarES: advertirES: asesorarES: conducirES: decretarES: demostrarES: dirigirES: dirigirse