Vertaal
Naar andere talen: • administrar > DEadministrar > ENadministrar > FR
Vertalingen administrar ES>NL

administrar

werkw.
Uitspraak:  [aðminisˈtɾaɾ]

1) disponer el manejo de una institución o propiedad - besturen
administrar una escuela - besturen van een school

2) ordenar y decidir la economía de una persona o una institución - beheren
administrar una empresa - beheren van een bedrijf

3) suministrar una medicina - toedienen
administrar fármacos a los pacientes - toedienen van geneesmiddelen aan patiënten

4) dar un sacramento religie - toedienen
administrar la extremaunción - toedienen van het Heilig oliesel

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
administrar (ww.) aangrijpen (ww.) ; aanwenden (ww.) ; administreren (ww.) ; beheren (ww.) ; benutten (ww.) ; besturen (ww.) ; binnen gieten (ww.) ; gebruiken (ww.) ; geven (ww.) ; iemand iets toedienen (ww.) ; ingeven (ww.) ; toedienen (ww.) ; toepassen (ww.) ; verstrekken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `administrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aplicar
ES: apostar
ES: conducir
ES: dar
ES: dirigir
ES: dosificar
ES: encaminar
ES: gestionar
ES: gobernar
ES: guiar