Vertalingen influir ES>NL
I influir
werkw.
1) producir una persona o cosa efectos sobre otras -
invloed hebben El clima influye en el temperamento de los pueblos. - Het klimaat heeft invloed op het temperament van de volkeren. |
2) ejercer una persona o cosa autoridad o fuerza moral sobre otras -
invloed uitoefenen influir en las decisiones del consejo - invloed uitoefenen op de besluiten van de raad |
II influir
werkw.
hacer que alguien o alguien actúe o sea de determinada manera -
van invloed zijn Su obra influyó a varias generaciones de poetas. - Zijn werk is van invloed geweest op vele latere dichters. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
influir (ww.) | invloed hebben (ww.) ; inwerken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `influir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: adoctrinarES: amaestrarES: coaccionarES: dirigirES: dominarES: ejercer influencia enES: enseñarES: gobernarES: hacer más fuerteES: hacer presión