Vertaal
Naar andere talen: • pinchar > DEpinchar > ENpinchar > FR
Vertalingen pinchar ES>NL

I pinchar

werkw.
Uitspraak:  [pin'ʧaɾ]

1) clavar en una superficie un objeto punzante - prikken
Mi hermana pinchó el balón con un clavo. - Mijn zus prikte de bal met een spijker.

2) sujetar una cosa en una superficie con un objeto afilado - vastprikken
Pinchó la publicidad de un acto en el avisador. - Hij prikte de aankondiging van een plechtigheid op het aanmeldingenbord.

3) poner inyecciones - een prik geven
La enfermera pinchó al paciente. - De verpleegster gaf de patiënt een prik.

4) incitar a la ejecución de algo - aansporen
El jefe nos pincha para que aceleremos el trabajo. - De baas spoort ons aan om het werk te versnellen.

5) causar enojo a una persona - stangen
Mi hermano mayor me pincha sólo por gusto. - Mijn oudere broer zit me alleen maar voor de lol te stangen.

6) intervenir una línea telefónica telecommunicatie - afluisteren
La policía pinchó el teléfono de un individuo sospechoso de espionaje. - De politie luisterde de telefoon af van een figuur verdacht van spionage.


II pinchar

werkw.

1) emitir una televisora sin autorización programas de otra radio, tv - illegaal uitzenden
En el canal del pueblo pinchan programas de la capital. - Op het dorpskanaal worden illegaal programma´s van de hoofdstad uitgezonden.

2) sufrir un pinchazo la rueda de un vehículo - een lekke band krijgen
Pinchamos en medio de la ruta. - We kregen midden op de weg een lekke band.
uitdrukking ni pinchar ni cortar


III pincharse

werkw.
Uitspraak:  [pin'ʧaɾse]

1) clavarse un objeto punzante - zich prikken
Me he pinchado un dedo. - Ik heb me aan een vinger geprikt.

2) inyectarse drogas - spuiten
Dejó de pincharse hace muchos años. - Hij is jaren geleden gestopt met spuiten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pinchar (ww.) opensteken (ww.) ; uitlokken (ww.) ; uitdagen (ww.) ; toesnauwen (ww.) ; toehappen (ww.) ; toebijten (ww.) ; snijden (ww.) ; provoceren (ww.) ; prikken in (ww.) ; priemen (ww.) ; perforeren (ww.) ; ophitsen (ww.) ; openprikken (ww.) ; happen (ww.) ; gaatjes maken in (ww.) ; doorprikken (ww.) ; doorboren (ww.) ; dichtbijten (ww.) ; afsnijden (ww.) ; aanvreten (ww.) ; aanleiding geven tot (ww.) ; aanbijten (ww.)
pinchar flirten
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `pinchar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afrontar
ES: animar
ES: atormentar
ES: barrenar
ES: causar
ES: chancear
ES: cortar
ES: dar motivo para
ES: dar un navajazo
ES: desafiar