Vertaal
Naar andere talen: • afrontar > DEafrontar > ENafrontar > FR
Vertalingen afrontar ES>NL

afrontar

werkw.
Uitspraak:  [aonˈtaɾ]

1) poner dos objetos cara a cara, de frente - tegenover elkaar stellen
afrontar dos cuadros - twee schilderijen tegenover elkaar plaatsen

2) no evitar una situación difícil y esforzarse para enfrentarla - het hoofd bieden
afrontar la crisis - het hoofd bieden aan de crisis
afrontar los peligros - de gevaren trotseren

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
afrontar (ww.) aanleiding geven tot (ww.) ; hoofd bieden (ww.) ; mee omgaan (ww.) ; ophitsen (ww.) ; provoceren (ww.) ; tegemoetzien (ww.) ; trotseren (ww.) ; uitdagen (ww.) ; uitkijken naar (ww.) ; uitlokken (ww.) ; verwachten (ww.) ; vooruitzien (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `afrontar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adivinar
ES: animar
ES: arrostrar
ES: atormentar
ES: atreverse a hacer
ES: buscar
ES: causar
ES: chancear
ES: dar motivo para
ES: desafiar