Vertaal
Naar andere talen: • estirar > DEestirar > ENestirar > FR
Vertalingen estirar ES>NL

I estirar

werkw.
Uitspraak:  [estiaɾ]

1) dilatar o poner tensa una cosa - uitrekken
estirar una goma - een elastiek uitrekken

2) desplegar algo doblado o arrugado - gladstrijken
estirar la ropa - de kleren gladstrijken

3) gastar dinero con lentitud o moderación - zuinig zijn met
estirar el sueldo para llegar a fin de mes - zuinig zijn met het salaris om het einde van de maand te halen

4) hacer más largo o dilatado algo - rekken
estirar un discurso - een toespraak rekken

5) poner recto un miembro del cuerpo para desentumecerlo - strekken
estirar las piernas después de un viaje en avión - de benen strekken na een vliegreis
uitdrukking estirar la pata


II estirarse

werkw.
Uitspraak:  [estiaɾse]

1) desarrollarse físicamente una persona - groeien
Mi hijo se ha estirado mucho este año. - Mijn zoon is dit jaar flink gegroeid.

2) extender pies y brazos para desperezarse - zich uitrekken
estirarse al despertar - zich uitrekken bij het wakker worden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
estirar (ww.) loskrijgen (ww.) ; losmaken (ww.) ; lostornen (ww.) ; oprekken (ww.) ; opspannen (ww.) ; rechten (ww.) ; rechtmaken (ww.) ; rechttrekken (ww.) ; rekken (ww.) ; spannen (ww.) ; strekken (ww.) ; tornen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uitstrekken (ww.) ; uittrekken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `estirar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abandonar
ES: abrir
ES: alargar
ES: apartar
ES: armar
ES: arrancar
ES: asignar
ES: ceder
ES: censurar
ES: contraer