Vertalingen engordar ES>NL
I engordar
werkw.
aumentar de peso una persona -
dik worden Engordó por falta de ejercicio. - Hij is dik geworden door een gebrek aan beweging. |
II engordar
werkw.
hacer algo que una persona gane peso -
aankomen El embarazo engordó sus caderas. - Door de zwangerschap heeft ze dikkere heupen gekregen. |
III engordar
werkw.
1) dar mucho de comer a un animal para aprovechar su carne -
vetmesten engordar a un pavo - een kalkoen vetmesten |
2) hacer más grande un problema -
opblazen engordar una mentira - een leugen opblazen |
3) hacer más grande una cantidad de dinero invirtiéndola -
vergroten Engordó su capital con negocios ilegales. - Hij heeft zijn kapitaal vergroot met illegale zaken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
engordar (ww.) | aandoen (ww.) ; aanmaken (ww.) ; aanzetten (ww.) ; inschakelen (ww.) ; mesten (ww.) ; motiveren (ww.) ; starten (ww.) ; uitbuiken (ww.) ; uitzakken (ww.) ; vetmesten (ww.) |
engordar | mesten ; vet worden |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `engordar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abombarseES: acentuarES: afilarES: aguijonearES: alentarES: animarES: apoyarES: apresurarES: apuntalarES: arreciar