Vertaal
Naar andere talen: • engordar > DEengordar > ENengordar > FR
Vertalingen engordar ES>NL

I engordar

werkw.
Uitspraak:  [engoɾ'ðaɾ]

aumentar de peso una persona - dik worden
Engordó por falta de ejercicio. - Hij is dik geworden door een gebrek aan beweging.


II engordar

werkw.

hacer algo que una persona gane peso - aankomen
El embarazo engordó sus caderas. - Door de zwangerschap heeft ze dikkere heupen gekregen.


III engordar

werkw.

1) dar mucho de comer a un animal para aprovechar su carne - vetmesten
engordar a un pavo - een kalkoen vetmesten

2) hacer más grande un problema - opblazen
engordar una mentira - een leugen opblazen

3) hacer más grande una cantidad de dinero invirtiéndola - vergroten
Engordó su capital con negocios ilegales. - Hij heeft zijn kapitaal vergroot met illegale zaken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
engordar (ww.) aandoen (ww.) ; aanmaken (ww.) ; aanzetten (ww.) ; inschakelen (ww.) ; mesten (ww.) ; motiveren (ww.) ; starten (ww.) ; uitbuiken (ww.) ; uitzakken (ww.) ; vetmesten (ww.)
engordar mesten ; vet worden
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `engordar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abombarse
ES: acentuar
ES: afilar
ES: aguijonear
ES: alentar
ES: animar
ES: apoyar
ES: apresurar
ES: apuntalar
ES: arreciar