Vertalingen morir ES>NL
I morir
werkw.
1) dejar de vivir -
sterven Murió de avanzada edad. - Hij stierf op gevorderde leeftijd. |
2) llegar algo a su fin -
tot een einde komen morir la noche - tot een einde komen van de avond |
3) sentir algo con gran intensidad -
sterven morir de miedo - sterven van angst |
II morirse
werkw.
1) dejar de vivir -
sterven Se murió de un ataque al corazón. - Hij is gestorven door een hartaanval. |
2) sentir algo con mucha intensidad -
sterven morirse de frío - sterven van de kou |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
morir (ww.) | ontslapen (ww.) ; wegvallen (ww.) ; verscheiden (ww.) ; vallen (ww.) ; uitsterven (ww.) ; tenondergaan (ww.) ; ten ondergaan (ww.) ; stuk gaan (ww.) ; sterven (ww.) ; sneuvelen (ww.) ; overlijden (ww.) ; afleggen (ww.) ; ondergaan (ww.) ; omkomen (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; kapot gaan (ww.) ; heengaan (ww.) ; doodgaan (ww.) ; breken (ww.) ; bezwijken (ww.) ; besterven (ww.) |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen
Voorbeeldzinnen met `morir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: acabarES: adormecerseES: adormilarseES: agonizarES: arruinarseES: caerES: cederES: dejar de existirES: desaparecer