Vertalingen apresurar ES>NL
I apresurar
werkw.
incitar a alguien a que se dé prisa o acelere una actividad -
bespoedigen Apresuraron la resolución para que estuviera antes de viajar. - Ze hebben het besluit bespoedigd zodat het klaar zou zijn voor de reis. |
II apresurarse
werkw.
Uitspraak: | [apɾesuˈɾaɾse] |
hacer algo rápidamente -
zich haasten Se apresuraron a responder. - Ze haastten zich om te antwoorden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
apresurar (ww.) | motiveren (ww.) ; voortjagen (ww.) ; versnellen (ww.) ; stressen (ww.) ; stoken (ww.) ; oppoken (ww.) ; opjutten (ww.) ; opfokken (ww.) ; opdrijven (ww.) ; aanblazen (ww.) ; jakkeren (ww.) ; in vaart brengen (ww.) ; haasten (ww.) ; gas geven (ww.) ; accelereren (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aansporen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `apresurar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acelerarES: acentuarES: acosarES: acuciarES: adelantarES: afanarse trasES: afilarES: aguijonearES: alentarES: amotinar