Vertalingen conectar ES>NL
I conectar
werkw.
1) establecer relación entre una o más cosas -
in verband brengen Tienes que conectar tus ideas para que se entiendan. - Je moet je ideeën in verband brengen zodat ze begrijpelijk worden. |
2) combinar entre sí aparatos o sistemas -
aansluiten Hay que conectar el vídeo al televisor. - De videorecorder moet worden aangesloten op de televisie. |
3) establecer alguien una relación con otro o con algo -
verenigen Después de hablar conectamos nuestro modo de ver. - Na ons gesprek hebben we onze zienswijzen verenigd. |
II conectar
werkw.
1) establecer una buena relación con una persona -
een goede band hebben Se parecen mucho y en seguida conectaron. - Ze lijken veel op elkaar en ze hadden onmiddellijk een goede band. |
2) establecer una comunicación o con alguien o algo -
contact maken La base naval pudo conectar con el barco. - Het lukt de marinebasis om contact te leggen met het schip. |
III conectarse
werkw.
establecer alguien una conexión con un sistema informático o televisivo -
zich verbinden Se conecta a internet todos los días desde su casa. - Hij verbindt zich elke dag met Internet vanuit zijn huis. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
conectar (znw.) | de koppeling (v) ; de inschakeling (v) |
conectar (ww.) | aanzetten (ww.) ; verbinden (ww.) ; starten (ww.) ; paren (ww.) ; koppelen (ww.) ; inschakelen (ww.) ; doorverbinden (ww.) ; aanmaken (ww.) ; aandoen (ww.) |
conectar | aansluiten ; verbinden ; met de hand inschakelen ; koppelen ; inlassen ; aansluiting |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `conectar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acentuarES: afilarES: comunicarES: engordarES: entornarES: juntarES: ligarES: poner en marchaES: unirES: vincular