Vertalingen unir ES>NL
I unir
werkw.
1) juntar dos o más cosas entre sí formando un todo -
vastmaken Unió la pata rota a la silla con pegamento. - Hij maakte de kapotte poot met lijm aan de stoel vast. |
2) lograr un acuerdo entre dos o más personas o grupos -
verenigen La necesidad de solucionar el problema unió a la familia. - De noodzaak om het probleem op te lossen heeft de familie verenigd. |
3) hacer que dos o más personas o cosas estén en contacto -
verbinden La carretera unía las dos regiones y favorecía el comercio. - De hoofdweg verbond de twee regio´s en bevorderde de handel. |
4) agregar una cosa a otra -
toevoegen Unió el azúcar a la masa. - Hij voegde suiker toe aan het deeg. |
II unirse
werkw.
1) juntarse varias personas para realizar una actividad o conseguir un fin -
zich verenigen Varias agrupaciones civiles se unieron en una campaña contra el tabaco. - Verschillende burgergroeperingen hebben zich verenigd in een campagne tegen het roken. |
2) agregarse una persona a un grupo -
zich aansluiten Se unió a las fuerzas armadas. - Hij sloot zich aan bij het leger. |
3) casarse dos personas -
zich verbinden Se unieron en sagrado matrimonio. - Ze hebben zich verbonden in het sacrale huwelijk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
unir (znw.) | de koppeling (v) |
unir (ww.) | koppelen (ww.) ; verenigen (ww.) ; verbinden (ww.) ; vastmaken (ww.) ; van verband voorzien (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; paren (ww.) ; onderling verbinden (ww.) ; doorverbinden (ww.) ; combineren (ww.) ; bundelen (ww.) ; bijeenhouden (ww.) ; bijeen voegen (ww.) ; bij elkaar houden (ww.) |
unir | afbinden van kabel ; verbinden ; cementeren |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `unir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acopiarES: acoplarES: agregarES: agruparES: amalgamarES: amarrarES: amontonarES: anexarES: anudarES: arreglar