Vertaal
Naar andere talen: • comunicar > DEcomunicar > ENcomunicar > FR
Vertalingen comunicar ES>NL

I comunicar

werkw.
Uitspraak:  [komuni'kaɾ]

1) dar a conocer algo - mededelen
Comunicó su renuncia. - Hij heeft zijn ontslag bekend gemaakt.

2) enviar señales usando un código común al emisor y al receptor - overbrengen
El faro comunicó el peligro de la tormenta. - De vuurtoren seinde het gevaar van de storm over.

3) unir mediante un acceso dos o más lugares - onderling verbonden zijn
El puente comunica los pueblos. - De brug zorgt voor een onderlinge verbinding van de dorpen.

4) transmitir por contacto o influencia personal - overbrengen
La convivencia comunica las buenas y malas costumbres. - Het samenleven brengt goede en slechte gewoontes over.

5) transmitir o propagar algo - bekend maken
Comunicó inmediatamente la noticia. - Hij heeft het nieuws onmiddellijk bekend gemaakt.


II comunicarse

werkw.
Uitspraak:  [komuni'kaɾse]

1) tratar con alguien mediante palabras - spreken
Se comunicó con su padre. - Hij heeft met zijn vader gesproken.

2) unir mediante un acceso dos o más lugares - onderling verbonden zijn
Los pueblos se comunican mediante un puente. - De dorpen zijn onderling verbonden door middel van een brug.

3) propagarse algo - zich verspreiden
El dolor se comunicó a todos. - Het leed verspreidde zich over iedereen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
comunicar (ww.) rondvertellen (ww.) ; konde doen (ww.) ; kwebbelen (ww.) ; kwekken (ww.) ; kwetteren (ww.) ; mening kenbaar maken (ww.) ; op de hoogte brengen (ww.) ; overbrengen (ww.) ; praten (ww.) ; proclameren (ww.) ; rondbrieven (ww.) ; kletsen (ww.) ; snateren (ww.) ; spreken (ww.) ; tippen (ww.) ; van iets in kennis stellen (ww.) ; verkondigen (ww.) ; verwittigen (ww.) ; waarschuwen (ww.) ; wauwelen (ww.) ; zeggen (ww.) ; zwammen (ww.) ; doorverbinden (ww.) ; aanschrijven (ww.) ; aanzeggen (ww.) ; afkondigen (ww.) ; babbelen (ww.) ; bekendmaken (ww.) ; berichten (ww.) ; bewust maken (ww.) ; communiceren (ww.) ; doorgeven (ww.) ; doorspelen (ww.) ; aandienen (ww.) ; doorvertellen (ww.) ; iets aankondigen (ww.) ; iets melden (ww.) ; informeren (ww.) ; inlichten (ww.) ; kakelen (ww.) ; kennis geven (ww.) ; kennisgeven van (ww.) ; klappen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `comunicar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: advertir
ES: alarmar
ES: anunciar
ES: atemorizar
ES: avisar
ES: chismorrear
ES: citar a juicio
ES: conectar
ES: contagiar
ES: contar