Vertaal
Naar andere talen: • juntar > DEjuntar > ENjuntar > FR
Vertalingen juntar ES>NL

I juntar

werkw.
Uitspraak:  [xun'taɾ]

1) unir unas cosas con otras de manera que entren en contacto - samenvoegen
juntar los brazos al cuerpo - de armen tegen het lijf houden

2) congregar personas en el mismo lugar - verenigen
juntar a los compañeros del colegio - de kameraden van school verenigen

3) reunir una cantidad de dinero - inzamelen
juntar una buena suma - een behoorlijk geldbedrag inzamelen

4) dejar una puerta o ventana casi cerrada - op een kier zetten
Junta la puerta por favor. - Zet de deur alsjeblieft op een kier.


II juntarse

werkw.
Uitspraak:  [xun'taɾse]

1) tener relación una persona con otra - omgaan
Se junta con unos tipos muy raros. - Hij gaat om met een paar zeer vreemde vogels.

2) frecuentar la compañía de alguien - bijelkaar komen
juntarse con los amigos - met vrienden bij elkaar komen

3) convivir dos personas sin contraer matrimonio - samenwonen
Se juntó con un futbolista. - Ze is gaan samenwonen met een voetballer.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
juntar (znw.)de verzameling (v)
juntar (ww.) opeenhopen (ww.) ; voegen (ww.) ; verzamelen (ww.) ; vergaren (ww.) ; verenigen (ww.) ; verbinden (ww.) ; vastmaken (ww.) ; sparen (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; samendoen (ww.) ; samenbrengen (ww.) ; paren (ww.) ; opstapelen (ww.) ; oppotten (ww.) ; muren voegen (ww.) ; koppelen (ww.) ; concentreren (ww.) ; combineren (ww.) ; bijeenzamelen (ww.) ; bijeenkrijgen (ww.) ; bijeenkomen (ww.) ; bijeenbrenging (ww.) ; bijeenbrengen (ww.) ; bijeen zetten (ww.) ; bijeen voegen (ww.) ; bakstenen voegen (ww.) ; aanvoegen (ww.)
juntar samenroepen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `juntar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acopiar
ES: acoplar
ES: acumular
ES: adjuntar con
ES: aglomerar
ES: agregar
ES: agrupar
ES: ahorrar
ES: amalgamar
ES: amarrar