Vertalingen avivar ES>NL
I avivar
werkw.
1) hacer que el fuego arda más intensamente -
aanwakkeren El material tóxico avivó el incendio. - Het giftige materiaal heeft de brand aangewakkerd. |
2) animar, estimular, dar fuerza o vida a algo -
verlevendigen avivar el debate - het debat verlevendigen |
3) dar fuerza a una pasión o sentimiento -
verergeren Sus fotos avivan mi dolor. - Zijn foto´s verergeren mijn pijn. |
4) hacer más sensibles y rápidos los sentidos o la mente -
prikkelen avivar el ingenio - het talent prikkelen |
5) hacer más brillante un color -
laten uitspringen avivar el color del cuarto - de kleur van de kamer laten uitspringen |
II avivarse
werkw.
cobrar vida, hacerse más fuerte algo -
sterker worden avivarse los ánimos - de gemoederen nieuw leven inblazen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
avivar (ww.) | ophitsen (ww.) ; toejuichen (ww.) ; ter sprake brengen (ww.) ; stoken (ww.) ; stimuleren (ww.) ; provoceren (ww.) ; porren (ww.) ; poken (ww.) ; opwekken (ww.) ; opstoken (ww.) ; opruien (ww.) ; oprakelen (ww.) ; oppoken (ww.) ; oppeppen (ww.) ; opjutten (ww.) ; aanblazen (ww.) ; opfokken (ww.) ; motiveren (ww.) ; instigeren (ww.) ; bezielen (ww.) ; animeren (ww.) ; activeren (ww.) ; aanzetten tot (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; aanvuren (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aansporen (ww.) ; aanmoedigen (ww.) ; aanjagen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `avivar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acentuarES: activarES: acuciarES: afilarES: aguijonearES: alentarES: amotinarES: animarES: apoyarES: apresurar