Vertalingen reñir ES>NL
I reñir
werkw.
1) reprender o corregir a alguien -
de les lezen El policía riñó a los niños por cruzar la calle sin mirar. - De politieagent heeft de kinderen de les gelezen omdat ze zonder kijken de straat overstaken. |
2) llevar a cabo una batalla -
leveren Los dos ejércitos riñeron una larga batalla. - De twee legers leverden een lange strijd. |
II reñir
werkw.
enojarse con alguien dirigiéndose palabras ofensivas y con desprecio -
ruzie krijgen Eran muy amigos pero riñeron y ya ni se saludan. - Ze waren heel goeie vrienden maar ze kregen ruzie en ze begroeten elkaar niet eens meer. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
reñir (ww.) | bekvechten (ww.) ; foeteren (ww.) ; hakketakken (ww.) ; kampen (ww.) ; kibbelen (ww.) ; twisten (ww.) ; uitfoeteren (ww.) ; uitkafferen (ww.) ; uitschelden (ww.) ; uitvloeken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `reñir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: altercarES: amonestarES: armar camorraES: combatirES: contenderES: disputarES: lidiarES: lucharES: pelearES: pendenciar