Vertaal
Naar andere talen: • reñir > DEreñir > ENreñir > FR
Vertalingen reñir ES>NL

I reñir

werkw.
Uitspraak:  [re'ɲiɾ]

1) reprender o corregir a alguien - de les lezen
El policía riñó a los niños por cruzar la calle sin mirar. - De politieagent heeft de kinderen de les gelezen omdat ze zonder kijken de straat overstaken.

2) llevar a cabo una batalla - leveren
Los dos ejércitos riñeron una larga batalla. - De twee legers leverden een lange strijd.


II reñir

werkw.

enojarse con alguien dirigiéndose palabras ofensivas y con desprecio - ruzie krijgen
Eran muy amigos pero riñeron y ya ni se saludan. - Ze waren heel goeie vrienden maar ze kregen ruzie en ze begroeten elkaar niet eens meer.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
reñir (ww.) bekvechten (ww.) ; foeteren (ww.) ; hakketakken (ww.) ; kampen (ww.) ; kibbelen (ww.) ; twisten (ww.) ; uitfoeteren (ww.) ; uitkafferen (ww.) ; uitschelden (ww.) ; uitvloeken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `reñir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: altercar
ES: amonestar
ES: armar camorra
ES: combatir
ES: contender
ES: disputar
ES: lidiar
ES: luchar
ES: pelear
ES: pendenciar