Vertaal
Vertalingen wiederaufbauen DE>NL
wiederaufbauen (ww.) fiksen (ww.) ; goedmaken (ww.) ; herbouwen (ww.) ; hernieuwen (ww.) ; heropbouwen (ww.) ; herstellen (ww.) ; maken (ww.) ; opnieuw bouwen (ww.) ; rechtzetten (ww.) ; reconstrueren (ww.) ; renoveren (ww.) ; repareren (ww.) ; verbeteren (ww.) ; vernieuwen (ww.) ; wederopbouwen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `wiederaufbauen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausbessern
DE: deichseln
DE: erneuern
DE: fixen
DE: flicken
DE: gutmachen
DE: herstellen
DE: hinkriegen
DE: innovieren
DE: montieren