Vertalingen passieren DE>NL
passieren
werkw.
1) sich ereignen -
gebeuren Da muss ein Unglück passiert sein. - Daar zal wel een ongeluk zijn gebeurd. Wenn du nicht gleich still bist, passiert was! - Als je niet meteen stil bent gebeurt er wat! |
etw. passiert jdm (=etw. geschieht und betrifft jdn) - iemand overkomt iets
Hoffentlich ist ihnen nichts passiert! - Hopelijk is hen niets overkomen!
|
etw. passiert mit etw. (=mit einer Sache wird etw. getan) - gebeuren
Was passiert mit den alten Akten? - Wat gebeurt er met de oude documenten?
|
2) über / durch etw. fahren -
passeren In Ordnung, Sie können passieren! - In orde, u kunt passeren! |
3) durch ein Sieb gießen oder drücken -
zeven die Tomaten pürieren und passieren - de tomaten pureren en zeven |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
passieren (ww.) | gebeuren (ww.) ; geschieden (ww.) ; inhalen (ww.) ; overkomen (ww.) ; passeren (ww.) ; plaats hebben (ww.) ; plaats vinden (ww.) ; plaatsvinden (ww.) ; voorbijgaan (ww.) ; voorbijrijden (ww.) ; voordoen (ww.) ; voorkomen (ww.) ; voorvallen (ww.) ; zich voordoen (ww.) |
passieren | inhalen ; op- en voorbijlopen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `passieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: eintretenDE: erfolgenDE: GeschehenDE: sich abspielenDE: sich begebenDE: sich ereignenDE: sich ergebenDE: sich zutragenDE: stattfindenDE: vor sich gehen