Vertaal
Naar andere talen: • passieren > ENpassieren > ESpassieren > FR
Vertalingen passieren DE>NL

passieren

werkw.
Uitspraak:  [paˈsiːrən]

1) sich ereignen - gebeuren
Da muss ein Unglück passiert sein. - Daar zal wel een ongeluk zijn gebeurd.
Wenn du nicht gleich still bist, passiert was! - Als je niet meteen stil bent gebeurt er wat!
uitdrukking etw. passiert jdm
uitdrukking etw. passiert mit etw.

2) über / durch etw. fahren - passeren
In Ordnung, Sie können passieren! - In orde, u kunt passeren!

3) durch ein Sieb gießen oder drücken - zeven
die Tomaten pürieren und passieren - de tomaten pureren en zeven

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
passieren (ww.) gebeuren (ww.) ; geschieden (ww.) ; inhalen (ww.) ; overkomen (ww.) ; passeren (ww.) ; plaats hebben (ww.) ; plaats vinden (ww.) ; plaatsvinden (ww.) ; voorbijgaan (ww.) ; voorbijrijden (ww.) ; voordoen (ww.) ; voorkomen (ww.) ; voorvallen (ww.) ; zich voordoen (ww.)
passieren inhalen ; op- en voorbijlopen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `passieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: eintreten
DE: erfolgen
DE: Geschehen
DE: sich abspielen
DE: sich begeben
DE: sich ereignen
DE: sich ergeben
DE: sich zutragen
DE: stattfinden
DE: vor sich gehen