1. MWB
  2. Vertalen
  3. montieren (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • montieren > EN • montieren > ES • montieren > FR
Vertalingen montieren DE>NL

montieren

werkw.
Uitspraak:  [mɔnˈtiːrən]

1) aus Einzelteilen zusammenbauen - monteren

2) irgendwo befestigen, an- oder einbauen - monteren
einen Dachständer auf das / dem Auto montieren - een dakstijl monteren op de auto

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
montieren (ww.) assembleren (ww.) ; fiksen (ww.) ; goedmaken (ww.) ; herstellen (ww.) ; in elkaar zetten (ww.) ; maken (ww.) ; monteren (ww.) ; rechtzetten (ww.) ; repareren (ww.)
montieren assembleren
Bronnen: interglot; A.M.T.S.


Voorbeeldzinnen met `montieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anbringen
DE: anschließen
DE: aufstellen
DE: ausbessern
DE: befestigen
DE: deichseln
DE: erneuern
DE: fixen
DE: flicken
DE: gutmachen