Vertaal
Naar andere talen: • laufen > ENlaufen > ESlaufen > FR
Vertalingen laufen DE>NL

laufen

werkw.
Uitspraak:  [ˈlaufən]

1) sich schnell zu Fuß fortbewegen - rennen
Sie liefen um die Wette. - Zij renden als weddenschap.
Er lief so schnell er konnte nach Hause. - Hij rende zo snel als hij kon naar huis.
Mir ist ein Reh ins / vors Auto gelaufen. - Ik heb een ree op mijn auto gehad.

2) sich zu Fuß fortbewegen - lopen
Wollen wir laufen oder fahren? - Zullen wij gaan lopen of rijden?
Unser Kleiner hat schon laufen gelernt. - Onze kleine heeft al leren lopen.
barfuß durchs Gras laufen - blootsvoets door het gras lopen
Er ist mir zufällig über den Weg gelaufen. - Ik ben hem toevallig tegen het lijf gelopen.
uitdrukking jemanden laufen lassen

3) sich mit einem Sportgerät fortbewegen - schaatsen

4) an einem Wettrennen teilnehmen - wedstrijd lopen
Sie läuft für die USA. - Zij doet mee voor de USA.
Das Pferd läuft im ersten Rennen. - Het paard loopt mee in de eerste wedstrijd.

5) in einem Wettrennen erzielen, zurücklegen - record lopen
Er hat / ist die Strecke in weniger als drei Minuten gelaufen. - Hij heeft de afstand in minder dan drie minuten gelopen.

6) so lange gehen oder rennen, bis ein bestimmter Zustand eintritt - lopen
Ich habe mir die Füße wund gelaufen. - Ik heb een verwonding aan mijn voet opgelopen.
Die Sportler laufen sich gerade warm. - De atleten lopen zich net warm.

7) in Betrieb sein - draaien
vor laufender Kamera - voor de draaiende camera

8) funktionieren - werken

9) gezeigt werden, auf dem Programm stehen - draaien
Was läuft heute im Fernsehen? - Wat is er vanavond op de televisie te zien?

10) irgendwohin fließen - stromen
das Geschirr unter laufendem Wasser spülen - de vaat onder stromend water afwassen

11) Flüssigkeit irgendwohin fließen lassen - lopen
jds Nase läuft / jemandem läuft die Nase - een lopende neus bij / van iemand

12) in bestimmter Weise verlaufen - lopen
Alles läuft nach Plan. - Alles loopt volgens plan.
Wie läuft es mit deinem Freund? - Hoe gaat het met je vriend?
uitdrukking etw. läuft wie geschmiert / wie am Schnürchen
uitdrukking etw. ist gelaufen

13) (für eine bestimmte Zeit) gültig sein - lopen
Der Vertrag läuft noch bis Ende des Jahres. - Het verdrag loopt nog tot het einde van het jaar.
Ich habe noch eine Bewerbung laufen. - Ik heb nog een sollicitatie lopen.
uitdrukking etw. läuft auf jds Namen / auf jdn

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
laufen (ww.) druipen (ww.) ; zich voortbewegen (ww.) ; wandelen (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; tempo maken (ww.) ; stappen (ww.) ; spoeden (ww.) ; sijpelen (ww.) ; in straaltjes afdruipen (ww.) ; gaan (ww.) ; druppen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druppelen (ww.) ; droppen (ww.) ; draaien (ww.) ; afdruipen (ww.)
das Laufen zich snel voortbewegen (znw.) ; het snellen ; het rennen ; het lopen ; het hollen ; het hardlopen ; het geloop
laufen lopen ; slippen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `laufen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Abtropfen
DE: arbeiten
DE: auslecken
DE: bummeln
DE: drehen
DE: durchfallen
DE: durchsickern
DE: eilen
DE: fangen
DE: fegen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Schlittschuh laufen NL: schaatsen
DE: das Faß läuft NL: het vat is lek
DE: die Kerze läuft NL: de kaars druipt