1. MWB
  2. Vertalen
  3. durchfallen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • durchfallen > EN • durchfallen > ES • durchfallen > FR
Vertalingen durchfallen DE>NL

durchfallen

werkw.
Uitspraak:  [ˈdʊrçfalən]

1) eine Prüfung oder Schulklasse nicht mit Erfolg beenden - zakken
Er ist bei der Führerscheinprüfung schon zum zweiten Mal durchgefallen. - Hij is bij het rijexamen al voor de tweede keer gezakt.
Sie ist in der sechsten Klasse durchgefallen. - Zij is in de zesde klas blijven zitten.

2) keinen Erfolg haben - mislukken
Die Inszenierung ist beim Publikum / bei der Kritik durchgefallen. - De enscenering is bij het publiek / bij de critici mislukt.

3) durch eine Öffnung fallen - erdoor vallen
Der Schlüssel ist durch das Gitter durchgefallen und im Gully verschwunden. - De sleutel is door het gaas gevallen en in het putje verdwenen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
durchfallen (ww.) afdruipen (ww.) ; buizen (ww.) ; droppen (ww.) ; druipen (ww.) ; druppelen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druppen (ww.) ; kelderen (ww.) ; sijpelen (ww.) ; sjezen (ww.) ; snel gaan (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; zakken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `durchfallen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abrutschen
DE: Abtropfen
DE: aus Zink
DE: auslecken
DE: durchrasseln
DE: durchsickern
DE: einnicken
DE: einpacken
DE: einsacken
DE: einschlafen