1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufschneiden (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufschneiden > EN • aufschneiden > ES • aufschneiden > FR
Vertalingen aufschneiden DE>NL

aufschneiden

werkw.
Uitspraak:  [ˈaufʃnaidən]

1) durch Schneiden öffnen - opensnijden, doorsnijden
Sie hat sich die Pulsadern aufgeschnitten. - Zij heeft haar slagaders doorgesneden.

2) in Scheiben / Stücke schneiden - in stukken snijden
200 Gramm aufgeschnittenen Käse kaufen - 200 gram afgesneden kaas kopen

3) seine Leistungen oder seinen Besitz stark übertrieben darstellen - opscheppen
Nun schneid bloß nicht so auf, so toll war das auch wieder nicht! - Schep maar niet zo op, zo leuk was het nou ook weer niet!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufschneiden (ww.) bluffen (ww.) ; brallen (ww.) ; grootspreken (ww.) ; opensnijden (ww.) ; opscheppen (ww.) ; opsnijden (ww.) ; overdrijven (ww.) ; snoeven (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `aufschneiden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: angeben
DE: aufgeben
DE: aufschlagen
DE: auftragen
DE: bedienen
DE: bluffen
DE: den Mund voll nehmen
DE: große Reden schwingen
DE: kleinmachen
DE: prahlen