Vertaal
Naar andere talen: • Abbauen > ENAbbauen > ESAbbauen > FR
Vertalingen Abbauen DE>NL

I abbauen

werkw.
Uitspraak:  apbauən]

1) im Ausmaß oder der Anzahl nach verringern oder ganz beseitigen - reduceren
Schulden / Vorurteile abbauen - schulden / verminderen verminderen

2) in einzelne Teile zerlegen und entfernen - demonteren
Ein paar Marktleute bauen schon ihre Stände ab. - Een aantal marktkoopmannen breken hun kraam al af.

3) aus der Erde holen - ontginnen
Wo jetzt der See ist, wurde früher Kies abgebaut. - Waar nu het meer is, werd vroeger grind afgegraven.

4) in der Leistung nachlassen - verzwakken
Er hat in letzter Zeit schwer abgebaut. - Hij is in de afgelopen periode zeer verzwakt.


II der Abbau

zelfst.naamw.
Uitspraak:  apbau]
Verbuigingen:  Abbau(e)s

1) deel van de uitdrukking: vermindering
der geplante Abbau von Arbeitsplätzen - de geplande vermindering van arbeidsplaatsen

2) deel van de uitdrukking: demontage
der Abbau des Karussells - de demontage van de draaimolen

3) deel van de uitdrukking: ontginnen
Der Abbau der Kohle hier lohnt sich nicht mehr. - Het loont niet langer om hier nog kolen te winnen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abbauen (ww.) achteruitgaan (ww.) ; afnemen (ww.) ; declineren (ww.) ; exploiteren (ww.) ; minder worden (ww.) ; uitbuiten (ww.)
das Abbauen afbouwen (znw.)
Abbauen afbreken van het gesteente ; delven ; demonteren ; DISC (Afkorting) ; ontginnen ; uithouwen van het gesteente ; verbinding verbreken ; verlagen ; winnen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Abbauen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausbeuten
DE: Ausnutzen
DE: benutzen
DE: beschränken
DE: einschränken
DE: ermäßigen
DE: fallen
DE: fortnehmen
DE: herabmindern
DE: Herabsetzen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: er baut ab NL: zijn krachten takelen af