Vertalingen ausbeuten DE>NL
I ausbeuten
werkw.
1) zum eigenen Vorteil ausnutzen -
uitbuiten , misbruik maken von skrupellosen Geschäftemachern ausgebeutet werden - door scrupuleuze zakenmannen uitgebuit worden |
2) abbauen, nutzen -
exploiteren Die Industrie will Ölvorkommen in der Arktis ausbeuten. - De industrie wil de olievelden in Arctica exploiteren. |
IIa der Ausbeuter
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausbɔytɐ] |
Verbuigingen: | Ausbeuters , Ausbeuter |
IIb die Ausbeuterin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausbɔytərɪn] |
Verbuigingen: | Ausbeuterin , Ausbeuterinnen |
deel van de uitdrukking: uitbuiter III die Ausbeutung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausbɔytʊŋ] |
Verbuigingen: | Ausbeutung , Ausbeutungen |
1) deel van de uitdrukking: uitbuiting , misbruik 2) deel van de uitdrukking: exploitatie © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ausbeuten (ww.) | bouwklaar maken (ww.) ; consumeren (ww.) ; gebruiken (ww.) ; ontginnen (ww.) ; uitbuiten (ww.) ; verbruiken (ww.) |
das Ausbeuten | de exploitatie (v) ; het exploiteren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ausbeuten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abbauenDE: aufarbeitenDE: aufbrauchenDE: aufmachenDE: aufnehmenDE: aufsetzenDE: aufstellenDE: aufwendenDE: aufzehrenDE: ausfertigen