Vertalingen aufrufen DE>NL
I aufrufen
werkw.
1) den Namen des Nächsten, der an der Reihe ist, nennen -
oproepen Sie müssen warten, bis Sie aufgerufen werden. - U moet wachten totdat u wordt opgeroepen. |
2) jemandem eine Frage stellen, um sein Wissen zu prüfen -
overhoren Er wusste keine Antwort, als der Lehrer ihn aufrief. - Hij wist het antwoord niet toen de docent het hem vroeg. |
3) deel van de uitdrukking: (jdn) zu etw. aufrufen (=eine größere Gruppe zu etw. auffordern) - oproepen
Alle sind aufgerufen mitzumachen. - Iedereen wordt opgeroepen om mee te doen.
|
4) öffnen -
oproepen , openen ein Menü durch Rechtsklick mit der Maus aufrufen - een menu met een rechtermuisklik openen |
II der Aufruf
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈaufruːf] |
Verbuigingen: | Aufrufes , Aufrufe |
1) deel van de uitdrukking: oproep Spendenaufruf - oproep voor gift Tausende folgten dem Aufruf zum Streik. - Duizenden volgden de oproep tot staking. |
2) deel van de uitdrukking: oproep Letzter Aufruf für Flug 345! - Laatste oproep voor vlucht 345! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aufrufen (ww.) | bijeenroepen (ww.) ; convoceren (ww.) ; dagen (ww.) ; laten komen (ww.) ; ontbieden (ww.) ; oppiepen (ww.) ; oproepen (ww.) ; samenroepen (ww.) ; tevoorschijn roepen (ww.) |
aufrufen | aanroepen van een programma ; oproepen van een programma ; polsen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `aufrufen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anfeuernDE: anpiepenDE: anregenDE: anreizenDE: anrufenDE: anspornenDE: anstachelnDE: antreibenDE: appellieren anDE: auffordern