Vertaal
Naar andere talen: • Abheben > ENAbheben > ESAbheben > FR
Vertalingen Abheben DE>NL

abheben

werkw.
Uitspraak:  apheːbən]

1) einen Anruf annehmen - telefoon aannemen
Ich rufe dauernd an, aber keiner hebt ab. - Ik heb steeds maar weer gebeld, maar er nam niemand op.

2) einen Teil des verdeckten Stapels wegnehmen - een deel van de stapel nemen
Heb ab! - Neem af!
Wer die höchste Karte abhebt, fängt an. - Wie de hoogste kaart trekt begint.

3) vom Konto holen - opnemen
Ich möchte gern 300 Euro von meinem Sparbuch abheben. - Ik zou graag € 300 van mijn spaarboekje willen opnemen.

4) sich vom Boden weg nach oben bewegen - opstijgen
Gleich heben wir ab. - Wij stijgen direct op.

5) sich auffällig von anderen / anderem unterscheiden - afsteken
Ihr Beitrag hebt sich positiv von den anderen ab. - Uw bijdrage steekt positief af ten opzichte van de andere.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abheben (ww.) opvliegen (ww.) ; op gang komen (ww.) ; ontlenen (ww.) ; lenen (ww.) ; inzetten (ww.) ; intreden (ww.) ; in de lucht omhoogstijgen (ww.) ; de hoogte ingaan (ww.) ; beginnen (ww.)
das Abhebenhet opvragen ; de stijging (v) ; het stijgen ; opvraging (znw.) ; de opstijging (v) ; het opstijgen ; het omhoogkomen ; het klimmen
Abheben afgraven ; start ; schonen van het terrein ; optrekken ; opnemen ; opkrimpen ; loskomen ; beginnen terug te keren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Abheben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abtrennen
DE: abtreten
DE: andrehen
DE: anfangen
DE: anfordern
DE: angehen
DE: anheben
DE: anlaufen
DE: ansteigen
DE: antreten

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich abheben von NL: afsteken tegen NL: opstijgen van