Vertalingen Abtrennen DE>NL
abtrennen (ww.) | afzien van (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uithalen (ww.) ; tornen (ww.) ; stoppen (ww.) ; ophouden (ww.) ; opgeven (ww.) ; onttrekken (ww.) ; ontrukken (ww.) ; lossnijden (ww.) ; losmaken (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; isoleren (ww.) ; iem. afdwingen (ww.) ; eruitstappen (ww.) ; afzonderen (ww.) ; afzeggen (ww.) ; afvallen (ww.) ; afsplitsen (ww.) ; afsplijten (ww.) ; afscheuren (ww.) ; afscheiden (ww.) ; afrukken (ww.) ; afhaken (ww.) |
das Abtrennen | opvraging (znw.) ; het opvragen ; het lostornen ; het afsnijden ; het afknippen |
Abtrennen | afspringen ; afsteken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Abtrennen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AbfallenDE: abhebenDE: abknipsenDE: AbkoppelnDE: abscheidenDE: abschneidenDE: AbschpaltenDE: absondernDE: abspaltenDE: abtreten