Vertalingen Anlaufen DE>NL
anlaufen
werkw.
1) ansteuern -
aandoen den nächsten Hafen anlaufen - de volgende haven aandoen |
2) deel van de uitdrukking: angelaufen kommen (=auf jemanden / etw. zu laufen, rennen) - naar toegaan
Nach dem Unfall kamen sofort mehrere Leute angelaufen. - Na het ongeval liepen er direct mensen naar toe.
|
3) anfangen -
beginnen Der Film läuft nächste Woche in den Kinos an. - De film draait volgende week in de bioscopen. Die Vorbereitungen für die Hilfsaktion sind angelaufen. - De voorbereidingen voor de hulpactie zijn begonnen. |
4) sich verfärben -
verkleuren vor etw. rot anlaufen (=) - blozen
Sein Gesicht lief vor Wut rot an. - Zijn gezicht werd rood van woede.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
anlaufen (ww.) | zich begeven naar (ww.) ; vervoegen (ww.) ; opvliegen (ww.) ; opstijgen (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; komen aanlopen (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; beslaan (ww.) ; aflopen (ww.) ; aanlopen (ww.) |
das anlaufen | het inlopen ; warmlopen (znw.) |
Anlaufen | aan-etsing ; uitbloemend ; start ; mat worden ; dof worden ; beginnen aan te spreken ; aanspreken ; aanlopen ; aanloop ; aandraaien van de rotor ; aandoen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Anlaufen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhebenDE: akzelerierenDE: angehenDE: angelaufen kommenDE: ansteigenDE: anstrebenDE: anziehenDE: aufbrechenDE: aufsteigenDE: aufwallenUitdrukkingen en gezegdes
DE: gegen etwas
anlaufen
NL: tegen iets aanlopen NL: (figuurlijk) tegen iets opboksen, vechtenDE: rot
anlaufen
NL: rood aanlopenDE: übel
anlaufen bei einem
NL: bij iemand de kous op de kop krijgen