Vertaal
Naar andere talen: • antreten > ENantreten > ESantreten > FR
Vertalingen antreten DE>NL

antreten

werkw.
Uitspraak:  antreːtən]

1) beginnen - beginnen
Wir sollten allmählich den Heimweg antreten. - We zullen langzaamaan aan de terugreis beginnen.
Wann muss er die Haftstrafe antreten? - Wanneer begint zijn gevangenisstraf?

2) übernehmen - overnemen

3) in Empfang nehmen - aanvaarden

4) an einen Ort kommen - verschijnen
pünktlich zur Arbeit antreten - stipt op tijd op zijn werk verschijnen

5) an einem Wettkampf teilnehmen sport - deelnemen
gegen eine Mannschaft antreten - tegen een team spelen

6) sich aufstellen defensie - opstellen , aantreden
die Soldaten im Hof antreten lassen - de militairen op de binnenplaats laten aantreden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
antreten (ww.) vaststampen (ww.) ; toetreden (ww.) ; op gang komen (ww.) ; inzetten (ww.) ; intreden (ww.) ; beginnen (ww.) ; aantreden (ww.) ; aanstampen (ww.)
das Antretenhet vasttreden ; het aanvaarden ; de intrede ; de intocht (m) ; innerlijke aanvaarding (znw.) ; de entree (v) ; de binnenkomst (v) ; het accepteren ; de acceptatie (v) ; de aanvaarding (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `antreten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abheben
DE: akzeptieren
DE: Anfang
DE: anfangen
DE: anheben
DE: Ankunft
DE: annehmen
DE: Antritt
DE: Aufnahme
DE: beginnen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: eine Stelle antreten NL: een betrekking aanvaarden