Vertalingen opscheppen NL>DE
opscheppen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɔpsxɛpə(n)] |
Verbuigingen: | schepte op (verl.tijd ) heeft opgeschept (volt.deelw.) |
1) over iets van jezelf praten en daarbij overdrijven over wat er goed aan is -
prahlen Hij zat geweldig op te scheppen over zijn acteertalent. - Er prahlte ziemlich mit seinem Schauspieltalent. |
2) (eten) uit een schaal of een pan op een bord leggen -
füllen , auffüllen , den Teller füllen , nachfüllen Het is lekker, schep mij nog maar een keer op. - Es ist lecker, füll nochmal nach. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
opscheppen (ww.) | großeRedeführen (ww.) ; zerstückeln (ww.) ; zerkleinern (ww.) ; verschnippeln (ww.) ; tönen (ww.) ; sichbedienen (ww.) ; sich brüsten (ww.) ; sich bedienen (ww.) ; servieren (ww.) ; schneiden (ww.) ; prahlen (ww.) ; kleinmachen (ww.) ; häufen (ww.) ; Essen auf den Teller geben (ww.) ; bedienen (ww.) ; auftragen (ww.) ; aufschneiden (ww.) ; aufschlagen (ww.) ; aufreißen (ww.) ; aufgeben (ww.) ; auffüllen (ww.) ; angeben (ww.) |
opscheppen (werkw.) | angeben ; auftragen ; aufschneiden |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `opscheppen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bluffenNL: eten opscheppenNL: grootsprekenNL: opdissenNL: opsnijdenNL: pochenNL: scheppenNL: snoevenNL: snorkenNL: stoffenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand iets
opscheppen
DE: einen mit etwas bedienen, einem etwas auf den Teller gebenNL: schep eens op!
DE: bediene dich mal!NL: ik heb het ook niet voor het
opscheppen
DE: das Geld liegt hier nicht nur so aufgehäuftNL: opgeschept liggen
DE: in Überfluß vorhanden sein, in großer Anzahl dasein